54
55
ONDERDELEN (Fig. 1-2-3-4-5)
Fig. 1 (Voorkant)
A. Hoofdsteun
B. Knoopsgaten waar de gordels doorheen
gehaald worden
C. Schouderbanden
D. Gordels van het autostoeltje
E. Verstelknop van de gordels
F. Verstelband van de gordels
G. Gesp om de gordels dicht/open te maken
H. Hoes
I. Gewatteerd tussenbeenstuk
J. Basis van het autostoeltje
K. Zitting van het autostoeltje
L. Loskoppelhandgreep ISOFIX systeem
Fig. 2 (Achterkant)
M. Verstelknop van de hoofdsteun
N. Goedkeuringslabels
O. Bevestigingsplaat van de gordels
P1 ISOFIX systeem
P2 Top Tethher
Fig. 3 (Zijaanzicht)
Q. Regelhendel van de zitting
R. Vakje om de instructies in te bewaren
S. Instructies om over te gaan van de buikgor
-
del van de auto op de driepuntsgordel
S1. Instructies om over te gaan van de dia
-
gonale gordel van de auto op de driepun
-
tsgordel
T. Blokkeerklem van het schuine gedeelte van
de autogordel
U. Etiketten met installatie-instructies
V. ISOFIX systeem
Fig. 4 (Detail ISOFIX systeem)
W. Connectors
X. Beschermdoppen
Y. Deblokkeerknoppen
Z. Bevestigingsmelders
Fig. 5 (Detail TOP TETHER)
AA. Veiligheidsgordel
BB. Regelaar
CC. Spanningsmelder
DD. Haak
BEPERKINGEN EN GEBRUIKSVEREISTEN
BETREFFENDE HET ARTIKEL EN DE AUTO
-
ZITTING
LET OP! Neem de volgende beperkingen en
gebruiksvereisten betreffende het artikel en
de autozitting nauwgezet in acht: anders is de
veiligheid niet verzekerd.
• Het kind moet tussen de 9 en de 18 kg we
-
gen.
• Als het autostoeltje met de autogordel op
de zitting wordt geïnstalleerd, dient deze
laatste uitgerust te zijn met een vaste of
oprolbare driepuntsgordel, die goedgekeurd
is volgens het reglement UNI/ECE N°16 of
andere gelijkwaardige standaarden (Fig. 6).
• Het autostoeltje moet met het ISOFIX sy
-
steem op de in de gebruiksaanwijzing van
de auto aangeduide plaatsen worden geïn
-
stalleerd.
• Het autostoeltje kan voorin op de passa
-
gierszitting worden aangebracht, of op één
van de achterzittingen en moet altijd in de
rijrichting worden geplaatst. Gebruik dit
autostoeltje nooit op zittingen die zijdelin
-
gs gekeerd of tegen de rijrichting in staan
(Fig. 7).
LET OP! Volgens de statistieken over ongeluk
-
ken is de achterbank van het voertuig veiliger
dan de voorzittingen: daarom wordt aangera
-
den het autostoeltje op de achterbank te in
-
stalleren. De veiligste plaats is het midden van
de achterbank.
Als het autostoeltje op de voorzitting wordt
geplaatst, wordt voor een grotere veiligheid
aangeraden de zitting zover mogelijk naar
achteren te zetten, voor zover de aanwezig
-
heid van andere passagiers op de achterbank
dit toelaat, en de rugleuning zo verticaal mo
-
gelijk te zetten. Als de auto uitgerust is met
een hoogteregelaar voor de gordel, bevestigt
u deze op de laagste stand. Controleer vervol
-
gens dat de gordelregelaar ten opzichte van de
rugleuning van de autozitting naar achteren
staat (of er hooguit op één lijn mee staat).
Als de voorzitting is uitgerust met een frontale
airbag wordt afgeraden het autostoeltje op
deze zitting aan te brengen. Bij installatie op
een zitting die beschermd is door een airbag
dient u altijd de handleiding van de auto te
raadplegen.
LET OP! Installeer het autostoeltje nooit met
de autogordel, als de zitting alleen is uitgerust
met een horizontale veiligheidsgordel met
twee bevestigingspunten (Fig. 8).
HET AUTOSTOELTJE MET HET ISOFIX SY
-
STEEM IN DE AUTO INSTALLEREN
VOORBEREIDING OP DE INSTALLATIE
1. Trek de loskoppelhandgreep van het ISOFIX
systeem naar buiten (fig. 9).
2. Terwijl u de handgreep aangetrokken hou
-
dt, trekt u het ISOFIX systeem VOLLEDIG
uit de achterkant van de rugleuning (Fig.
10). Verzeker u ervan dat het systeem er
tot de eindaanslag is uitgehaald.
3. Duw de twee rode knoppen (Y) van de ISO
-
FIX connectors naar binnen (Fig. 11a) en